Noble Quran » Nederlands » Sorah Al-Fajr ( The Dawn )
Choose the reader
Nederlands
Sorah Al-Fajr ( The Dawn ) - Verses Number 30
أَلَمْ تَرَ كَيْفَ فَعَلَ رَبُّكَ بِعَادٍ ( 6 )

Hebt gij niet overwogen, hoe uw Heer met Ad heeft gehandeld.
الَّتِي لَمْ يُخْلَقْ مِثْلُهَا فِي الْبِلَادِ ( 8 )

Waarvan de wedergade nog niet in het land werd opgericht?
وَثَمُودَ الَّذِينَ جَابُوا الصَّخْرَ بِالْوَادِ ( 9 )

En met Thamoed, die in de rotsen der vallei huizen uithieuw.
فَصَبَّ عَلَيْهِمْ رَبُّكَ سَوْطَ عَذَابٍ ( 13 )

Daarom stortte de Heer verschillende soorten van kastijdingen over hen uit;
إِنَّ رَبَّكَ لَبِالْمِرْصَادِ ( 14 )

Want, waarlijk, uw Heer is op een wachttoren, als hij de daden der menschen beschouwt.
فَأَمَّا الْإِنسَانُ إِذَا مَا ابْتَلَاهُ رَبُّهُ فَأَكْرَمَهُ وَنَعَّمَهُ فَيَقُولُ رَبِّي أَكْرَمَنِ ( 15 )

Daarom als zijn Heer hem (door voorspoed) beproeft, en hem eert en goed voor hem is. Zegt de mensch: Mijn Heer eert mij.
وَأَمَّا إِذَا مَا ابْتَلَاهُ فَقَدَرَ عَلَيْهِ رِزْقَهُ فَيَقُولُ رَبِّي أَهَانَنِ ( 16 )

Maar als hij hem met rampen bezoekt, en hem zijne weldaden terughoudt, Zegt hij: Mijn Heer versmaadt mij.
وَلَا تَحَاضُّونَ عَلَىٰ طَعَامِ الْمِسْكِينِ ( 18 )

Noch noodigt gij elkander uit, den arme te voeden.
وَتَأْكُلُونَ التُّرَاثَ أَكْلًا لَّمًّا ( 19 )

Gij verzwelgt de erfenis der zwakken met eene blinde begeerigheid.
وَتُحِبُّونَ الْمَالَ حُبًّا جَمًّا ( 20 )

En gij bemint de rijkdommen op onbegrensde wijze. (Gij zult volstrekt niet zoo handelen).
وَجَاءَ رَبُّكَ وَالْمَلَكُ صَفًّا صَفًّا ( 22 )

Als uw Heer zal komen, en de engelen in gelederen geschaard zullen zijn;
وَجِيءَ يَوْمَئِذٍ بِجَهَنَّمَ ۚ يَوْمَئِذٍ يَتَذَكَّرُ الْإِنسَانُ وَأَنَّىٰ لَهُ الذِّكْرَىٰ ( 23 )

Als de hel op dien dag naderbij gebracht zal worden: op dien dag zal de mensch zich zijne slechte daden herinneren; maar hoe zou die herinnering hem kunnen baten?
يَقُولُ يَا لَيْتَنِي قَدَّمْتُ لِحَيَاتِي ( 24 )

Hij zal zeggen: Gave God, dat ik vroeger gedurende mijn leeftijd goede daden had verricht!
فَيَوْمَئِذٍ لَّا يُعَذِّبُ عَذَابَهُ أَحَدٌ ( 25 )

Op dien dag zal niemand zooals God kunnen straffen.